School van Tervuren

Wanneer halverwege de negentiende eeuw kunstenaars terug oog krijgen voor de  landschapskunst werd in Tervuren, een Belgische stad dichtbij Brussel, een  kunstenaarskolonie opgericht. In het kielzog van de vorsten en adel die er eeuwenlang hun  geliefkoosde residentieplaats hadden, vestigden landschapsschilders zich om in buitenlucht te schilderen. Ook in Frankrijk had diezelfde trend een grote weerklank, met de oprichting van de School van Barbizon als gevolg. Théodore Rousseau en Charles-François Daubigny speelden hierin de hoofdrol. De kunstenaars hadden een gemeenschappelijk hogerliggend doel; tegenwicht bieden tegen de heersende stroming van de Romantiek en het Academisme. Men begon zich daarom meer te richten tot het Realisme. Ook in België groepeerden de belangrijkste tegenwoordigers van deze nieuwe stijl zich. Onder meer Hippolyte Boulenger en Jef Coosemans speelden hierin een grote rol. De pleinaristen kwamen geregeld samen in de  Tervuurse herberg genaamd ‘In den Vos’ om te discussiëren over schilder- en tekenkunst. Het ‘Belgische Barbizon’ zou daar opgericht worden. Er zouden een drietal generaties kunstenaars volgen die hun schilderijen signeerden met de naam van de kunstenaarskolonie. De  belangrijkste vertegenwoordigers waren Alfred Bastien, Jules Van de Leene en Léon Dardenne. De school zou een grote invloed uitoefenen op Claude Monet, de pionier van het  impressionisme.