Kunst en macht

Dat kunst en cultuur altijd al verweven waren in een politiek spel, lijdt geen twijfel. Zowat elke kunstvorm werd ingezet bij het legitimeren van bepaalde machtige figuren, families, religies, regimes of naties. Na het schisma van de kerk en tijdens het contrareformatie-project, stond de kunstwereld quasi volledig in het teken van het dirigeren van de ‘gewone’ mens naar de kerk, via de kunst. Alle truken werden uit de kast gehaald: het voorzichtig kiezen van bepaalde begrijpelijke scènes, inzetten op persoonlijke devotie en dramatiek waren belangrijke pijlers in deze barokkunst. Een Vlaams voorbeeld van een oude meester die deze richtlijnen navolgde is Peter Paul Rubens. Niet alleen de kerk wou zichzelf legitimeren. Ook koninklijke, adellijke en andere machtige families lieten geregeld (heldhaftige) portretten schilderen door (hof)schilders om zich onder het volk als een echte en invloedrijke heerser te tonen. Titiaan bijvoorbeeld, hofschilder van het Spaanse koningshuis, was eveneens gegeerd door andere Europese heersers voor het opmaken van (ruiters)portretten.

Ook Napoleon zag al snel het nut in van kunst: tijdens de Franse Revolutie haalde hij van heinde en verre bekende kunst. Van Egyptische odalisken, het trouwfeest te Cana van Paolo Veronese, stukken van het Lam Gods van oud meester Jan van Eyck of 56 werken van Peter Paul Rubens: geen oude meester bleef gespaard. Alles ten dienste van het musée Napoleon (nu het Louvre), en het weergeven van Frankrijk als dé natie ter wereld, met dé rijkste verzameling van de recente kunstgeschiedenis. Ook in de 19de eeuw, wanneer natiestaten schijnbaar als paddenstoelen uit de grond schieten, werd kunst ingezet in het legitimeren van deze staten. Musea worden her en der opgericht, en al nemen ze lang nog niet hun finale vorm aan, wordt meestal toch al een verzamelbeleid op poten gezet. Opvallend is dat vooral in de Belgische musea van de eerste helft van de 19de eeuw volop wordt geïnvesteerd in de aankopen van oude meesters: Jacob Jordaens, Pieter Coecke van Aelst of onbekende meesters van de Vlaamse school waren gegeerd. Vooral 16de & 17de eeuwse schilderkunst zwaaiden hier de plak. De jonge natie België probeerde dus vooral haar eigen geschiedenis goed in te planten bij de museumbezoeker. Aantonen dat, alhoewel België als natie zeer jong was, er toch een geschiedenis was om trots op te zijn.