Académie de peinture et de sculpture

Sinds de 14de eeuw was een lidmaatschap bij de Sint-Lucasgilde als gevestigd kunstenaar een gegeven. Niet alleen contact leggen met collega’s, maar ook de artistieke kruisbestuiving die daar plaatsvond bleek zeer invloedrijk op de kunstgeschiedenis van die tijd. De opleiding tot kunstschilder gebeurde vaak in familiaal of vriendschappelijk verband, bij een kunstenaar met dezelfde afkomst.

In de 17de eeuw, welbepaald in 1648 te Parijs, gebeurde iets revolutionairs: de Académie royale de peinture et de sculpture zag het levenslicht. Oud meester Charles Le Brun, de officiële bezieler van de Académie, ging specifiek in tegen het hardleerse keurslijf van de Sint-Lucasgildes. Ironisch genoeg is het net de kritiek op het strenge keurslijf die vandaag de dag niet alleen de blik op de Sint-Lucasgilde beheerst, maar ook de blik op de Académie Royale. Vele antieke kunstenaars probeerden hun geluk bij de Académie. Hun talent werd niet langer gezien als een zeer ‘praktisch’ nut: de status als ‘artiest’, of zelfs ‘artistiek genie’ werd steeds belangrijker.

Al snel bleek dat ook de Académie een zeer welbepaald kunstbeeld voor zich had. Naast een specifieke voorkeur voor historieschilderkunst in een zeer klassieke uitvoering, hield het quasi de hele kunstwereld in drang. Grote (staats)opdrachten, onderwijs en de organisatie van Salons (dewelke zeer belangrijk waren voor de status en verspreiding van kunstenaars en hun werken) had de Académie quasi volledig in handen. Daarnaast werd het Parijse model overigens het model voor quasi heel Europa. Zeer snel na de oprichting van de Académie in Parijs, richt Antwerpen in 1663 zijn eigen academie op. Gent volgde in 1750, Brussel in 1771.

Nog geen 20 jaar na de oprichting van de Académie, werd het eerste zogenaamde ‘Salon’ georganiseerd in 1667, vernoemd naar de Salon carré in het Louvre waar de tentoonstellingen initieel doorgingen. Veelal jaarlijks georganiseerd, was het zonder enige twijfel een van de belangrijkste en meest invloedrijke tentoonstellingen van het jaar. Tot in de 19de eeuw was er geen echt alternatief tentoonstellingscircuit op het officiële Salon-parcours, dus hadden antieke kunstschilders geen andere keuze: tentoonstellen op de Salon was een must. Opvallen bij kopers, de staat en de organisatie was troef. Ook België sprong op de boot, zij het iets later: vanaf 1817 werd een triënnale salon georganiseerd tussen Antwerpen, Gent en Brussel.

Na het opheffen van de Parijse Académie de Peinture et de Sculpture tijdens de Franse revolutie, leeft het tot op vandaag verder in de in 1816 opgerichte Académie des Beaux-Arts.