Werktechnieken gebruikt binnen de Gouden Eeuwse schilderkunst

Binnen de 17de eeuw, ook wel de Gouden Eeuw genoemd, kwam de Nederlandse schilderkunst tot een hoogtepunt met antieke schilders als Frans Hals, Judith Leyster, Ferdinand Bol en Nicolaes Berchem. De dominerende kunststroming in de 17de-eeuwse Nederlanden is de barok. Gouden Eeuwse schilders werden veelal opgeleid in ateliers of werden lid van een plaatselijke Sint-Lucasgilde, waar jonge schilders de werktechnieken van oude meesters konden bestuderen. Deze antieke kunstschilders werkten gewoonlijk met olieverf op canvas of paneel. Veelgebruikte technieken toegepast door old masters alvorens ze aan het effectieve kunstschilderen begonnen waren onder meer de ondertekening, de onderschildering en de imprimatura. De imprimatura is een eerste fijne verflaag die aangebracht werd zodat de volgende verflagen niet volledig in het doek zouden zinken en om de ondertekening te beschermen. De onderschildering werd hierna door de old master op het doek aangebracht, dit om de kleuren van het uiteindelijke schilderij intenser te doen ogen en het veelgebruikte barokke clair-obscur effect te vergroten. Om het antieke schilderij af te werken werd er veelal nog een dunne, transparante verflaag aangebracht om het werk te glaceren. Deze technieken leverden ongetwijfeld een bijdrage tot het ongeziene niveau van de Gouden Eeuwse schilderkunst.

Antieke schilders Mignot Institut